Ik heb me altijd veilig gevoeld, in mijn boot.
Ik heb me altijd gevleid gevoeld, in mijn grote boot.
Sterke touwen hielden mij vast aan de kade, niet één, maar meerdere sterke lijnen stonden altijd fier en strak.
Losrukken, door macht en ontij, was er niet bij.
Een leven lang stonden zij strak en voorbestemd, maar een leven is lang en alles slijt.
Een leven lang stonden zij strak en voorbestemd, maar een leven is lang en alles slijt.
De lijnen geloof, hoop en liefde aan het voorsteven hielden lang stand, maar alles slijt.
De dubbele knoop vertrouwen en eerlijkheid aan het middenschip leken onverwoestbaar.
Zouden de boeien zekerheid en warmte alle stoten bergen ?
De dikke kabels wilskracht en nu aan het achtersteven zouden niet verzaken, maar alles slijt.
Zicht zou dan wel blijven, de lange lijn was haar eer te na om blind te varen.
Het zou goed moeten gaan,doch geloof was van slechte makelij en liet als eerste vieren, waarop hoop en liefde strakker gingen staan.
Vertrouwen werd gestreeld en eerlijkheid nam een loopje.
Wind en water, zon en regen, trekken, duwen en nog meer, een leven lang.
De machtige kleuren van de lijnen, na zoveel jaar, werden flets, zacht en broos.
Waren zekerheid en warmte niet verbleekt en ingedeukt ?
Ook wilskracht aan het achtersteven had door rukken en nukken reeds averij.
Mijn boot begon hoe langer hoe meer te schommelen.
Mensen op de oever hielden liefde stevig vast en gooiden nieuwe lijnen onzekerheid en onmacht naar me toe. Hou vol, hou vol ! Hoop was gerafeld en liet gaan, terwijl vertrouwen ook zijn sterke kant verloor.
De nevel kwam zacht en onverwachts, langzaam zicht wegnemend, welke lijnen waren er nog, aan welke kant ?
Onmacht hield ik stevig vast en onzekerheid was niet eens vastgemaakt.
Mijn boeien waren weg, vertrouwen was langzaam afgebroken.
Mist trok stilaan op en in het duister tastte ik naar wilskracht, nu en toen, de knopen waren enorm en verstrikt. Ik streelde ze om en om en om en om en liefde was aan mij verstrengeld.
Vanaf de kade werd besef en onbegrip gegooid. Besef hield ik en onbegrip werd steevast teruggeworpen.
Langzaam word het donker, zie ik de schimmen van mijn kinderen vervagen.
Mijn bootje dobbert verder af, het duister in. Ik hoor stemmen op de kade maar van wie ?
Ik voel de liefdelijn heel teder tukken, ik heb nog maar een handje vol, ik kijk, dat moet dan afscheid zijn. Het glijd weg, zo zacht en onverwacht , staar ik dan met tranen in het duister.
Ik grijp nog wel maar heb de kracht niet meer.
En dobber langzaam verder af.
Mijn nacht weer in.