22 oktober 2011

Aphrodite

Haar bladeren schuddend weende ze met afgrijnsen,
zoveel jaar al kon ze haar vruchten beschermen,
angstvallig houd ze haar takken weg en hoog,
als vastgenageld staat ze daar, en nog . . .

Tergend langzaam kruipen ze omhoog,
stroperig en wee klagend, gesissel en gemispel,
het uitschot der aarde, zich eruit losmakend,
dat waarin ze naartoe verbannen waren,
eeuwig reikend naar de gouden vruchten.

O olijfboom, wijs en oud,
met je vruchten, talrijk tellend goud
hou vol mijn lief, zij zullen niet,
mijn Aphrodite ! 
Zakyntos september 2011

4 oktober 2011

Een nieuwe start


Heerlijk, ik strekte me eens uit op de bank.
Wat is het toch fijn om met een nieuwe openingszin te beginnen.

De herfst staat voor de deur en niets is leuker dan jezelf uitdagen met iets nieuws, een schone lei beginnen, een uitdaging aangaan.
Het is verfrissend om uit een kladblok een nieuw vel te scheuren om dat te gaan beschrijven. Het voelt goed om jezelf in nieuwe kleren te steken, een paar nieuwe schoenen, een blouse of een nieuwe stropdas.
De geur van een nieuw parfum streelt mijn neus.
Opgewekt en vrolijk stap ik in mijn nieuwe auto en druk me heerlijk achterover in die comfortabele stoelen en draai zachtjes de weg op, wat een genot, zacht zoevend vervolgt het zijn weg, bijna automatisch. Het vertrouwen in deze auto is groot. Alles is brandschoon van binnen en fonkelt je tegemoet.
Op de achtergrond draai ik een CD van Caro Emerald, dat mij altijd positief beïnvloed, ik krijg dan altijd zin om mee te neuriën en te dansen.
Onderweg kijk ik rond in een betoverend schouwspel van allerlei lichtjes om mij heen. De mooiste tijd van het jaar. Eigenlijk zouden er meer feestdagen van dit kaliber moeten zijn. De mensen zijn vriendelijk en gastvrij, zeuren nauwelijks en laten zich de warmte welgevallen.
Bij het ziekenhuis aangekomen stap ik uit en vervolg mijn weg met de eerste stappen in verse sneeuw, wat mooi, denk ik in mezelf en kijk eens achterom. Het verleden laat ik achter en de stappen voor mij vormen de toekomst, mijmer ik in mezelf.
Mijn zus van 88 ligt in het ziekenhuis, ze wordt vergeetachtig en houdt vocht vast in haar benen. Omdat ze ook nog eens suiker heeft is een strikt dieet noodzakelijk, maar daar heeft ze haar hele leven ook aan gehouden.
Ze is een prettig mens, klaagt niet en heeft altijd hard gewerkt. Het voelt fijn om haar weer eens te zien en opgewekt zwaait ze me tegemoet.
Ze vraagt hoe ik gekomen was en ik antwoordde haar dat de wegen wel wat glad waren maar dat het wel te doen was. Ze vertelde ronduit over alle patiënten en de daarmee samenhangende kwalen en ellende. Het was even stil en ze vroeg hoe ik gekomen was en ik antwoordde haar. Ze zocht naar mijn naam, dat las ik op haar gezicht. Het eten was bijzonder en de verzorging was goed vertelde ze, maar thuis was het toch wel het beste. Ja, ze mocht morgen weer naar huis van de dokter, want ze kunnen haar toch niet houden daar. Alles ging goed. Hoe ben je eigenlijk gekomen vroeg ze en ik haalde mijn schouders op. O, je weet het niet. Ja, ik vergeet niet veel hoor, ik weet nog bijna alles van vroeger.
Haar zus was ook nog langs geweest, die was wel oud geworden zeg, en ze vergeet zoveel hè, ik moest iedere keer weer zeggen wie ze was.
De dokter zei gisteren dat ik weer naar huis toe mag morgen, vertwijfelde ogen zochten mijn naam. Ben je met de bus gekomen vroeg ze toen.
Toen ik afscheid van haar nam, waren haar ogen vochtig en vol vertwijfeling, haar handen koud en zwak.
Tussen wachtende, op bed klaarliggende en in rolstoel zittende patiënten door probeerde ik naar de uitgang te zoeken. Gauw weg hier, straks houden ze mij ook nog, schoot het door mijn hoofd. Wantrouwende blikken van verpleegsters kijken mij na. Lispelende zusters en doktoren wezen naar me. Ik kreeg het opeens warm en benauwd en depte mijn voorhoofd met m’n zakdoek. Een jonge verpleger in een witte jas schoot op mij toe.
“Gaat het meneer ?”.   
“Ja, ja, het is hier een beetje benauwd”, zeg ik wat geschrokken van zijn aanval.
“Wat is uw kamernummer ?” vervolgde hij.
“Kamernummer ?” vroeg ik verbaasd.
“Mag ik uw naam ?” terwijl hij een stapje dichterbij kwam.
Het schoot het door mij heen, dat als ik mijn naam zou noemen ze mij misschien zouden verwarren met mijn zus.
“Ik ben hier op bezoek”, zei ik resoluut, “en mijn auto staat op mij te wachten” onderwijl de sleutels te voorschijn toverend. Ik liep gauw door.
Zijn vragende ogen priemden in mijn rug. De uitgang, de uitgang, flitste het door mijn hoofd en begon wat sneller te lopen.
Ze staan me straks beneden gewoon op te wachten, wedden ? schoot het door mijn hoofd. De achteruitgang nemen, zei ik tegen mezelf, ja, het is wel wat verder lopen naar mijn auto, maar dat moest dan maar.
Ietwat zenuwachtig versnelde ik mijn pas naar de lift en drukte op de B, ik schrok toen er opeens een hand door de nauwe opening van de liftdeur kwam en de deur weer open ging. Twee doktoren in witte jassen keken mij scherp aan en stapten naar binnen. Geschrokken week ik een paar stappen achteruit en botste tegen de achterwand.
“Alles in orde met U ?”, vroegen twee paar priemende ogen. De ene doktor begon met z’n pieper te knoeien. Zie je het wel, dacht ik, ze seinen naar elkaar. Een spontane zweetplek klotste onder mijn oksel. Ik knikte nerveus bevestigend.
De lift kwam na uren eindelijk beneden aan en de doktoren vervolgden hun weg naar buiten, tot grote opluchting van mij. Voorzichtig keek ik eens om de hoek van de lift naar de uitgang. Daar stonden allerlei mensen en ook verplegers in groene en witte jassen. Wat abnormaal veel opeens, dacht ik, zie je wel. Ik aarzelde geen moment en liep snel richting de achter uitgang, althans waar ik dacht dat hij was. Na twee keer de verkeerde gang in gelopen te hebben, zocht ik vertwijfeld naar een bordje aan het plafond. Zie je wel, de mensen bij de ingang zetten zich in beweging, naar mij toe. Mij hart ging sneller slaan. Ik versnelde mijn pas, de menigte ook, ze gingen hollen. Ik dook een deur binnen, het was een zaaltje met patiënten. Met bloed verbonden gezichten bogen zich naar mij, gipsen armen probeerde mij te stoppen, het gekreun werd hoorbaar, bijna tastbaar, ik stak de zaal over naar een volgende deur, weg hier, schoor het door mijn hoofd, de menigte stormde ook de zaal op, ze riepen me, achtervolgden me, scandeerden mij naam !
   
WIM ! WILLEM !
Ik schrok heftig, ik lag languit op de bank, terwijl mijn vrouw naast me aan mijn arm stond te trekken.
“Willem, je moest toch op ziekenbezoek naar je zus !?”
Hevig versuft schrok ik wakker en ging moeizaam overeind zitten.
“Nou, ik denk dat ik morgen maar ga”, ik keek eens naar mijn dikke buik en streek eens met mijn magere oude handen over mijn kale gerimpelde hoofd, “heb je zin om mee te gaan ?”

Ik ben zo blij dat ik nu nog gezond ben en steeds weer iets nieuws kan verzinnen. Een nieuwe start, nieuwe kansen, mensen maak er wat van, het leven is veel te mooi om stil achter de geraniums te blijven zitten !

Totaal aantal pageviews