Het is zo gewoon en
vanzelfsprekend
het vliegen en het
vluchten, waar je gaat of staat.
Niet meer beseffend
wat het nou betekend
dat je mensen
tegenkomt of mensen achterlaat.
De kleinste moeite
die je troost
ontvallen niet meer
aan je lach.
Zo klein en zo
broos,
“Dag” zeggen mag !
Als een draaikolk
draait de wereld om je heen,
een aaneenschakeling
van gebeurtenissen.
Je moet, je zal,
bijna draaiend op één been,
naar de volgende
chaos is slechts gissen.
Alles is
belangrijker dan dat.
Dat, wat zó
vanzelfsprekend was.
Die kleine moeite.
“Dag”zeggen mag !
Totdat je opeens de
waarheid tegenkomt,
die als een koude
douche je huid omklemd.
Dat alles om je
heen verkild en verstomd,
dit is niet wat je
had gewild, niet hoe je bent.
En je afscheid had
willen nemen, je moest nog vragen.
Je je lippen nu
niet meer kunt bewegen,
je bent met
stomheid geslagen.
Alle woorden vallen
je nu toch tegen.
Had ik maar, het is
niet meer uit te leggen.
Wat was nou de
laatste dag,
dat ik “dag” had
kunnen zeggen.
“Dag” zeggen mag !
Dag !