Daar stond ze weer, met door de wind bespeelde zacht golvende haren zo blond als vlas.
Zijn liefde voor haar was intens en zonder aarzeling.
Het was nu al weken zo.
Het smachten naar haar liefde maakte zijn benen week en van gummy, elke stap naderen ging moeizaam en was het als het ware worstelen met zware laarzen door plakkerige klei.
Ze zwaaide met haar ranke armen, wenkte met haar hoofd, met haar verleidelijke ogen.
Met haar handen in haar mooie gevormde ronde heupen keek ze schalks achterom.
Elke vlaag van de wind werd het vermoeden sterker dat ze mij bedoelde.
Ik keek om me heen, maar ze bedoelde toch alleen maar mij ?
Ze stond daar zo mooi, zo fier en krachtig, haar lichaam was een en al wellust.
De nonchalance van haar kleding was alleen maar geil.
Haar ogen diep doordringend en meesterlijk dwingend.
Elke vleug wind die langs haar gleed en mijn neus deed strelen wond me nog meer op.
Gehoorzaam stapte ik sloom en moeizaam sleurend naderbij.
Ik stond nu vlak bij haar. Een gevoel van verlamdheid overheerste mij.
Mijn onderlichaam warm en gewillig, als liet ik alles stromen.
Met kilo’s aan mijn armen reikte ik naar haar.
Ze lachte teder, strekte haar arm en hand naar mij, haar blonde zoete haren wapperden in het warme zonlicht. Ik wilde roepen, zuchten, mijn mond plakte en ging trillend open.
Toen plots het geluid van een boerentrekker de stilte deed verstoren.
Ik schrok. De boer met rode opgezwollen kop verhief zijn stem en gooide het raampje open en met gebalde vuisten schreeuwde hij : “Zeg, dit is nou al de zoveelste keer, sodemieter toch op uit m’n land, sinds ik die pop een schort aan heb gedaan is het gewoon kloten , heb je niets anders te doen dan te hier te vervelen, kerel ?
Opsodemieteren, wegwezen, voordat ik de pliesie bel !”