Ik ben opgegroeid in het mooie groene hart van Holland.
Als oudste meid in een gezin van 14 kinderen was het de normaalste zaak om in het huishouden mee draaien en te helpen waar nodig. En dat was eigenlijk overal.
Het kleine boerenbedoeninkje, waar mijn vader zich mee bezig hield, was een schamel bestaan.
Zelf kaas maken en brood bakken, sokken stoppen en kleding maken of verstellen naar andere maten, zodat ook de opvolgende kinderen er weer gebruik van konden maken, was heel gewoon, maar arbeidsintensief.
Waar in andere gezinnen de meiden op hun 12e jaar uit huis werden geplaatst als hulp in de huishouding bij anderen (lees boerengezinnen), was ik thuis hard nodig.
Ik klaagde niet. Ik wist niet beter. Er was geen reden tot klagen, want er was niets.
Lopend naar de kerk. Lopend naar Leiden. Minuten werden uren. Uren werden dagen.
Mijn omgeving ademde rust. Ik genoot van bloemen en planten om ons heen. De ’s zomerse slootkanten vol leven en zwoele warmte. De frisse bries uit de polder. Het niet aflatende melodieus gezang van een leeuwerik. Allemaal ter compensatie van het harde werken in een groot gezin.
Ik schilderde en tekende graag, maar er was geen tijd voor. Ik las graag boerenromans, maar er was geen tijd voor, niet toen, niet daarna …..
Na de oorlog ben ik getrouwd met een buurjongen. Een lieve, sterke vader.
Een ander leven, eindelijk meer tijd voor mezelf, dacht ik …….
De kinderen kwamen. En bleven komen. In een komend gezin van 11 kinderen veranderde er niets.
Dwangmatig en met liefde zorgde je ervoor dat er eten op tafel stond, dat alle goed werd gewassen, dat alle bedden steeds werden verschoond, dat er haren werden geknipt, dat alle kinderlichamen werden gewassen, dat niemand stonk, dat er geen luizen en vlooien waren, dat alle ramen waren gezeemd, dat er boodschappen werden gedaan, dat er op de centen werd gelet, dat de plantjes water kregen, dat er bonen en rabarber werd geplukt, dat er ook nog groente werd ingemaakt voor “als er weer oorlog” kwam, dat er snoep of koekjes lagen als de kinderen weer uit school kwamen, dat er kleding werd versteld of gestopt, de schoenen waren gepoetst……..
De keren dat er met een goed boek lekker in de zon kon worden gezeten, waren op één hand te tellen. Mijn man hield er niet van……van lezen.
Schilderen en tekenen heb ik mezelf aangeleerd, mooi om van iets kleins te kunnen genieten, stiekum ……. als het even kon, dan krabbelde ik met een oud potloodje in een potje verf en tekenende ik daarmee op oude borden, dit met een kwastje doen had ik dat nooit geleerd.
Ik klaagde niet. Er was geen reden tot klagen. Waarom zou ik klagen. Mijn man hield niet van klagen.
Dagen, maanden, jaren zijn verstreken, besef ik me nu, starend uit het raam.
Heb ik mijn verjaardag eigenlijk al gevierd ?
Ik ga maar weer eens boontjes doppen, hoe laat is het eigenlijk ? Opschieten dan maar, mijn moeder komt zo nog even langs …….. oh nee, we hadden tafeltje dekje, dat is zo !
Zal ik even gaan lezen ? Ik was nog met een boek bezig ……. toch ?
Die zeurende pijn, nou ja, vort maar, stil maar, gaat wel over……. straks.
Ik lig nog zo lekker ……….. staat de radio nou aan ? Zo leuk, een beetje muziek …… mag het ….. kan het ? Mijn man houd er niet van ………… van muziek ……….
of was het nou van zeuren ?
of was het nou van zeuren ?
Dan maar weer even slapen ………….
ah……….rust …………
geborgenheid ……….
heerlijk ……..warmte ……
…. even……
niets ….