30 augustus 2011

Het Rijgedrag

Anders dan de titel doet vermoeden ga ik het eens hebben over het staan of wachten in een rij. Hoe ergerlijk kan het zijn in een maatschappij van hollen, staan, vliegen en weer doorgaan om stil te staan en minutenlang te wachten………te wachten……….en te wachten………….maar op wat ?
Diverse belachelijke, soms komische situaties, gaan wij eens even onder de loep nemen.

Mijn vriend Antoine en ik, vinden het heerlijk om veel en vaak op vakantie te gaan. Het liefst gaan we naar een naturistencamping, daar zijn we vrij in ons doen en laten en kunnen vaak ongeremd onze gang gaan. Maar voor we zover gekomen zijn gaat er heel wat aan vooraf, zeg !

Alvorens we onze tassen inpakken, gaan we vaak nog even shoppen voor de noodzakelijke toiletartikelen. Wij zaterdagmorgen op weg naar de Winkelhof, begint de ellende al bij de eerste rij stoplichten. In de rij kom je al aangereden en schuif je aan de bumper van de laatste, je trommelt op het stuur, want “we” hebben altijd haast schijnbaar. Het stoplicht, waarom dat rood is heb ik me altijd al afgevraagd, roept al om een verhoogde spanning, oranje zou veel beter staan. Het wachten duurt lang, we staan daar maar met z’n allen en wachten….er komt niets aan…….geen enkele straat links of rechts beweegt…..alles staat stil…….iedereen kijkt naar elkaar…….je wacht…..begrijpt het niet……je wacht…….minuten verstrijken……en je zegt hardop : “Dit is toch niet normaal ! In deze tijd !”
Uiteindelijk zet de stoet zich dan toch in beweging. De eerste irritatie is vastgezet in mijn grijze hersencellen.
We gaan gezellig, bumper aan bumper de garage van de Winkelhof in, het duurt en het duurt, schijnbaar heeft iedereen een terreinwagen, kan men de achterkant van zijn eigen auto niet goed inschatten, moet men er uren over doen om in te parkeren en aan de handgebaren van de voorste inzittenden te zien, gaat het gepaard met heftige vocale toonzettingen, want manlief had er toch al geen zin in. De tweede irritatieknobbel heeft zich gemanifesteerd.
Gelukkig hebben wij een handzaam glad autootje, dus een nauwe ruimte is snel genomen. Het is geen komfoortje voor een lange rit, maar heeft wel een heerlijke pook in het midden, mmm.
Wij gezellig naar de slager. Daar aangekomen stonden er al mensen voor ons, aan de beurt of niet aan de beurt, dat zou zo wel blijken. Meestal tel ik het aantal voor me en wacht mijn beurt af.
Er komt een grote rijzige man met grijze snor met z’n dochter aan z’n arm aangelopen en al quasi onderhoudend praten met haar schoof hij achteloos tussen de mensen door naar voren, met ’n air van “Kijk-mij- eens-lekker-keuvelen-met-m’n-volwassen-meid, mensen !”. Let op, zei ’n stemmetje in mij ! En verdomd !
“Wie kan ik helpen ?” zei de jongeman achter de toonbank. En prompt begon de man :”Ja, ik wou graag zus en zo…..!”
PATS ! De zekering sloeg bij mij door. “Helemaal niet !” zei ik hardop, “U bent helemaal niet aan de beurt. Ik ben eerst en dan is die mevrouw ook nog vóór u !”
De jongeman achter de toonbank haalde vertwijfeld z’n schouders op.
“Ik sta hier al de hele tijd te wachten, dus help me nou maar !” zei de grijsaard met een arrogant dwingende toon.
MOOI NIET ! Joeg het door m’n hoofd, gebruik je overredingskracht !
De naam op zijn naambordje viel me direct op, gebruik je cursus !
“Zeg Johan”, zei ik kalm zijn persoonlijke naam noemend, “die man zit er volledig naast, is het niet zo mevrouw ?”, zoekend naar medestanders, die gelijk bevestigend knikte. “Ik wil graag…..” en maakte mijn bestelling aan hem bekend.
Rood opgeblazen van woede keerde de man zich om met z’n dochter onder vocaal protest om vooral voor haar niet af te gaan.
Die zit, dacht ik, en kon een glimlach nauwelijks onderdrukken.
Het is me vaker voorgevallen en sta ik versteld van de brutaliteit die mensen hebben om voor te dringen en dat mensen dat ook zomaar over zich heen laten gaan.
De irritatieknobbel was weer voor de helft geslonken.
Aan de kassa aangekomen van de Digros maak je ook wel eens wat mee.
Wachtend stonden wij daar, mijn vriend en ik, omdat je toch altijd onbewust de aandacht krijgt van omstanders, schijnbaar zijn twee lieve jongens die boodschappen doen toch nog wat ongewoon, kijk je vaker om je heen dan een ander. De rij naar de kassa naast ons werd opgeschud door een heftige discussie. Een vrouw was, maar met één boodschap in haar hand, de hele rij voorbij gegaan en zonder te verblikken of te verblozen tot vlak bij de kassa aangekomen. De man achter haar maakte hardop bezwaar, wat dat allemaal wel niet voorstelde, asociaal gedrag en sputterde met heftig handgebaar terwijl hij er rood van aan liep. “Meneer”, zei de vrouw hardop, “ik ga toch niet met één boodschap in zo’n lange rij staan ?” Verbluft sputterde de man nog tegen, sprak over fatsoensnormen en brutaliteit, maar deed in feite niets. De vrouw gooide haar neus in de wind en staarde recht voor zich uit.
De knobbel in mij groeide weer gestaag.
Terug rijdend met onze boodschappen discussieerden wij honderduit over het wacht- en rijgedrag van mensen en moesten toegeven dat wachtrijen wel degelijk gemanipuleerd worden. Wij hebben het zelf meegemaakt met een afspraak voor vasectomie in het Rijnland Ziekenhuis. Omdat we allebei toch geen kinderen krijgen en ook niet willen en het de smaak van de seksuele beleving lekkerder maakt, besloot mijn vriend daartoe. De wachtrijen zijn groot, maar via een bevriende verpleegkundige en haar relaties met die bewuste afdeling kon het wel een keer tussendoor, hadden ze wel een gaatje, die wij natuurlijk met één twee vingers aangrepen. Dat ze bij de poliklinische afhandeling aldaar tevens zijn linker testikel ook per abuis hadden weggenomen is een detail, maar staat wel amusant !
Hoe anders is het met het doneren van je geliefde organen, als je ter stond wil doneren heb je absoluut géén wachtrij. De reclames staan zelfs in alle kranten :”Snel uw nierstenen kwijt?” Je wordt verdoofd, er is geen mens die je gelooft als je zegt dat je opeens wat holler klinkt, je gezichtvermogen is gereduceerd en je steeds heh zegt terwijl je ogen alle kanten op draaien omdat de remschijven achter je ogen ook gewisseld zijn.
Maar goed, wij onze koffers gepakt, op weg naar het vliegveld.
Daar kom je ook niet zomaar. Waardoor een file ontstaat is in vele gevallen niet eens duidelijk. Of het ongeluk is allang opgeruimd als je op de plaats delict aankomt, of er was een keer goed hard geremd zodat alles als een harmonica in elkaar schoof, of het gebeurde aan de andere kant van de snelweg, een zgn. “kijkers file” . Dan heb je nog van die gladiolen die links en rechts aan je voorbij schieten, alsof er goud te halen valt voorin de rij en elk gat induiken om er maar weer een autolengte aan te winnen. Ook de signalering wordt totaal genegeerd. Al honderden meters lang wordt er gemaand om de snelheid te verminderen, opdat de harmonica rij zich dan sneller op zal lossen. Nee, met 100 komen sommigen dan nog aangescheurd, schijnbaar denkend dat de rest 50 moet rijden en zij niet !
Omdat we met de “Fastboarding” van Easyjet snel konden inchecken, maar onze stoel niet konden kiezen, want we willen toch wel graag elkaar vasthouden bij het opstijgen, stonden we toch vroeg en lekker vooraan in de rij bij de incheck balie. Ook daar weer hetzelfde geneuzel. Quasi onwetend schoven mensen zich naar voren met een “O-zo-brandende-vraag-op-hun-lippen-gezicht” . “Is dit de Fastboarding-balie mevrouw ?” terwijl boven hun hoofden lampen, flikkerlichten, non-verbale sirenes er op duiden dat ze met hun klodderige lichaam er precies onder stonden. Droog, met een door geestweggezogen blik wenden ze zich dan sukkelig af om voorzichtig na de derde c.q vierde persoon in de rij, afhankelijk van de fysieke, mentale weerbaarheidsuitstraling van het bewuste slachtoffer. Sommigen lieten het er natuurlijk niet bij zitten en spraken haar op haar fatsoen aan. Ze wuifde dat simpel met gespreide handen weg :”Je ne pas comprend, ehhhh”, en bleef gewoon vertwijfeld staan.
Vakantie vieren is heerlijk. Er zomaar een lekker weekje, weekend of een paar dagen tussenuit is ontspannend en tegelijk ook spannend. We genieten ervan met volle teugen. Het vliegen is een sensatie, de enorme krachten die gepaard gaan met het opstijgen van een volgepakt vliegtuig is iedere keer weer een klein wonder. Het moment van loskomen veroorzaakt altijd weer een kriebel in mijn onderbuik. De pijn in de oren vanwege het drukverschil tijdens het stijgen en dalen nemen we voor lief. Netjes en beschaaf nemen we met z’n allen plaats. Een voor een hebben we het geduld om een ander de kans te geven om zich in zijn of haar stoel te nestelen en de bagage te bergen.
Hoe anders is het na het landen. Schijnbaar is er een enorme angst om in het vliegtuig achter te blijven. Zodra het lampje “fasten seat belts” uit gaat ontstaat er een enorm klik gehalte, geroezemoes en steunende, kreunende en zwoegende mensen die zich uit hun zetel trachten op te richtten. Binnen no-time staat het middenpad vol met krom gebogen, half op stoelen leunende, verward uitziende, aan handbagage sjorrende personen.
Waarom ? Schiet het door mijn hoofd. Waarom blijven mensen niet rustig zitten en laten de stewardessen de mensen niet rij voor rij het vliegtuig verlaten ? Het is zo simpel !
Het hotel was fantastisch, de zonovergoten stranden en tropische cocktails heerlijk.
Al snel waren we gewend, onze shorts staken fel af bij onze snel gebruinde lichamen en we hebben veel nieuwe vrienden gemaakt. Onze aankopen bij de drogisterij hadden succes en smaakten naar meer.
Het was alleen niet zo slim om met zonneolie ingesmeerde handen foto’s te maken, als een banaan gleed hij uit m’n handen, en ondanks dat ik wel met gladde dingen overweg kan, kon ik niet voorkomen dat hij naar de bodem van het zwembad verdween. Na een hoop gedoe en lachwekkende situaties probeerde ik toch eens te informeren bij onze verzekeringsmaatschappij of zoiets wel verzekerd was. Nou, dat was ook een gebed. Bel je naar Nederland, schijnbaar ging de voorkeuze niet goed, ik ben nou eenmaal niet zo handig met een mobieltje, krijg ik een of andere griekse digitale dame aan de lijn, die mij probeert wijs te maken dat ik een ander landnummer moet bellen.
Uiteindelijk kreeg ik dan toch de maatschappij aan de lijn, althans een digitale stem : ”Een moment geduld alstublieft, u wordt zo dadelijk door verbonden” daarna een keuzemenu, via een “druk-een-cijfer-verhaal” kom je dan bij een persoon, die het wel waarneemt, maar eigenlijk niet-de-persoon-is-die-je-moet-hebben conclusie bezigt.
Met de belofte dat je wordt teruggebeld hang je dan maar op, waarna je na een paar dagen het weer eens probeert, waarna blijkt dat je het wel vergoedt krijgt na overleg van een politierapport en de aanschafbon ………… en u snapt het wel….mijn remschijven achter m’n ogen weigerde weer eens dienst !
Wachten is niet leuk, dat snappen we allemaal nou wel. Maar er is ook een vorm van beleefdheid. Als we allemaal in de rij zouden staan voor de dood of voor enge ziektes, dan kunnen we opeens wel zeggen : “Gaat u maar voor hoor !”
Vreemd !

9 augustus 2011

Toeval

Ik heb er enorm om gelachen.
Tijdens het bezoek aan mijn schoonvader, zittend met een lekker koud biertje, kijkend uit het raam op straat, was er een man aan het proberen om zijn fiets in de auto te laden.
Ik had hem al zien aankomen, hij parkeerde zijn glimmende ranke auto op de parkeerplaats aan de overkant van de straat recht in het zicht. Het automerk had ik nog nooit gezien mag het zag er allemaal duur uit, het kon zomaar een Maybach zijn. De man in het strakke pak ook. Je kon zo wel zien dat het niet om het geld ging maar om de status, gelikte schonen, strak achterover gekamd blond haar en net in het streepjespak. Ondanks zijn wat jarige leeftijd zag hij er verzorgd uit. Wat me opviel was dat hij een soort zilveren “V” op zijn revers droeg, die eigenlijk mijn aandacht vast hield.
Omdat, met alle respect, de gesprekken met een oude man van 88 niet altijd even vlot en enerverend zijn, was het een welkome afleiding op een mistroostige vaderdag.
Na het parkeren had hij met sleutels één van de bij elkaar gegroepeerde buitendeuren van het driehoge flatgebouw geopend. Waarschijnlijk een deel van de toegang van de opbergruimten van alle bewoners van deze flat, schoot het door me heen.
Even later kwam hij inderdaad met een fiets naar buiten, nog glimmender dan de punten van zijn schoenen. Hij zette de fiets naast de auto op de standaard en deed de achterklep open en drapeerde een soort oud laken zo’n beetje in de achterklepopening. Toen weer naar z’n fiets en voorzichtig probeerde hij, uitkijkend voor zijn nette pak, de fiets erin te werken.
Eerst met het stuur naar binnen, die ging net niet door de achterklep, de opening van de autowas te smal van achteren. Hij draaide uiteindelijk de fiets om, eerst de bagagedrager dacht hij de situatie overpeinzend. Met wat sjorren via de achterdeur met een knie op de achterbank wilde hij zo de buit binnenhalen, maar helaas. Het stuur wilde niet meewerken. Fiets er weer uit, omdraaien en andersom weer proberen, nu vanaf de andere kant met zijn knie leunend op de achterbank.
Zijn lichaamstaal sprak boekdelen, hij vond de situatie uiterst genant. Steeds keek hij op en weer om of iemand zijn benarde situatie in de gaten had. Zwaar geirriteerd en ietwat rood aanlopend begon hij wat woester aan de fiets te sjorren. Ik kan niet liplezen maar zag wel dat zo nu en dan een vloek aan zijn lippen ontschoot.
Hij kwam weer de auto uit en overzag de situatie nog eens. De mobiel gleed uit zijn broekzak in zijn hand en hij sms’te iemand. Heen en weer drentelend om zijn auto, wachtte hij schijnbaar op een snel antwoord, die ook kwam. Zichtbaar haalde hij zijn schouders op en spreidde zijn armen moedeloos toen hij het bericht had gelezen. Hij haalde de fiets er weer eens uit, liep erom heen, ging op zijn knieen op de achterbank iets doen, kwam er weer uit en probeerde weer de fiets erin te proppen. Nu nog vuriger en robuusk. Het stuur kletste een paar keer heen en weer, waarschijnlijk lakschade creërend, want hij vloekte en wreef met z’n handen over de lak.
Al foeterend trok hij de fiets er weer uit, zette het op de fietsstandaard naast de auto en belde geïrriteerd iemand op.Als ik de persoon juist kon inschatten moet het zijn vrouw wel geweest zijn. Ongetwijfeld het grootste woord in zijn kennissenkring, maar getrouwd met een vrouw die de broek aan had. Met veel vijven en zessen, handgebaren naar zijn auto en de fiets probeerde hij zijn vrouw verbaal te overtuigen dat de fiets er niet in pastte. Schijnbaar had hij niets te vertellen zoals ik al beweerde. Na opgehangen te hebben ging hij weer met de fiets aan de slag. Zwaar geïrriteerd probeerde hij de fiets er nogmaals in te proppen. Met een rood aangelopen hoofd kwam hij weer van de achterbank, haalde zijn broek eens op, keek wanhopig om zich heen met een blik van “heb ik dit nou” en trok toen nijdig de fiets eruit en liep ermee naar de buitendeur van de opbergruimte. Teruglopend naar de auto ontschoten hem weer allerlei verwensingen, zijn handgebaren spraken in dit geval boekdelen. Hij pleurde letterlijk het laken weer in de achterbak van de auto, gooide de fietstas er achteraan en sloeg de achterklep met een smak dicht. Mopperend liep hij weer terug naar de fiets en borg hem weg achter de deur. Ik heb hem niet meer gezien. Alleen maar gelachen.
Met een simpel sleuteltje had hij z’n stuur even om kunnen draaien en dan had de fiets er gewoon in gekund. Of hij had ook de achterklep een stukje dicht kunnen doen door middel van een simpel touwtje, dat doen er wel meer.

Sommigen mensen ontberen inschattingsvermogen, inlevingsvermogen en doen dus maar wat, zeer tot lust ende vermaeck van omstanders en toekijkers.

Uit de wet van toevalligheden ontstaan soms de mooiste ludieke momenten.
Doet me weer denken aan een bezoek aan mijn peetoom jaren terug. De goede man hield er een soort van klein boerderijtje op na. Hij had kippen, wat varkens en een schichse hond. Eens in de zoveel tijd ging ik er een bakkie doen. Zo ook die dag. Ik kwam aangeslenterd over de dijk en ging door het klaphekje. De grote barnevelderse kippen liepen rustig te slenteren en te tokken. Mijn oom zat op een krukje lekker in het zonnetje een bakkie te doen, terwijl de hond in zijn schaduw lag te dutten. Ter voorkoming van het gejaag en gesar achter de kippen was deze aangelijnd aan een paaltje met een beperkte omtrek. Ik deed het hekje zachtjes dicht, want de klap kon de kippen en de andere dieren soms aan het schrikken maken.
Ik stak mijn hand op en wilde net goeiemorgen zeggen. Pardoes schopte ik tegen een steentje, niet groter dan 3 vierkante centimeter, geen idee waarom, misschien uit balorigheid. Het steentje schoot met een vaart vooruit, prceies tegen de kale kont van de voorste kip. Die schrok zo enorm en vloog luid kakelend omhoog. Uit paniekgedrag schoten de andere kippen ook luid kakelend alle kanten uit . De hond schiet schijnbaar wakker uit een angstige droom en vloog uit paniek onder de stoel van mijn oom vandaan. Door het gedrentel en zenuwachtige gedoe van hemzelf was hij schijnbaar een paar keer tussen de stoelpoten door gekropen. Na twee meter sprintwerk stond het touw strak, de hond keerde een keer aan zijn nek om in de lucht plat op zijn buik en mijn oom z’n stoel schoot onder hem vandaan, de hete koffie over zijn schoot gietend.
Met open mond en half in de lach schietend stamelde ik : “Goeiemorgen” en ik heb het geweten natuurlijk !

Ook heb ik eens met een botter gevaren op de Waddenzee.
Met een groep gingen we dan zeilen, rekening houdend met het getij, stromingen en windrichtingen. Vooral het laveren tussen boeien en zandbanken is een verhaal apart. Zo’n grote botter is een lomp schip zonder kiel met zwaarden aan de beide kanten. Een ideale klomp met een zeiltje dus.
Zeer gezellig en spontaan vloeit de drank dan ook rijkelijk en om de beurt gaat er iemand dan af en aan voor een hapje en een drankje.
Omdat niet iedereen over dezelfde stuurmanskunsten beschikt gebeuren er dan ook wel eens onverwachte dingen.
Ik liep met een blad vol met drankjes en versnaperingen van het achtersteven naar voren over het smalle wandelstrookje van het schip. De meesten zaten gezellig op het voorsteven te keuvelen over van alles. Ik was hen tot op een paar passen genaderd.
Plotseling schoof de botter in zijn geheel op een zandbak. Wat er dan gebeurt laat zich raden. Omdat ik al op het schip liep en bijna het voorsteven genaderd was, stond het hele schip in een zucht stil. De vaart was zo enorm dat ik door de smak doorholde letterlijk en met de hele handel aan de voorkant overboord sloeg. Iedereen lag ondersteboven op het voordek en ik lag in zee met van alles om mij heen drijvend. We hebben er enorm om gelachen !

Zo zie je maar weer, schrijf alles op wat je meemaakt en iedereen kan er een leuk verhaal van maken. Het was me een genoegen.
Gelijkenissen van bestaande personages of karakters uit mijn voorgaande verhalen berusten uiteraard op pure fantasie.

Het Groene Hart

Hazen schieten, zigzaggend over het lange groen
Je krijgt me niet, je krijgt me wel,
even rusten hoor, zullen we het nog een keertje over doen  ?

Bidden voor het eten, hoog hangend, kijk en steel,
ineengedoken onder mos, bladeren en weet ik veel,
is ieder roofdier ook een prooi.

Het plots geklap van vlerken,
trots pedalerend maar moeizaam startend,
eendrachtig zingend naar de verte
een grote boog, mijn hart vergeten.

Een plompe krak, tumult en plotsklaps stil,
héél voorzichtig, een snuffelende snuit,
een oog, een kop, een beginnend geluid
het is er voor iedereen die luisteren wil.

Tolerantiegrens

Ik zeg er niets meer van hoor, hij luistert toch niet, het heeft geen zin” met deze woorden probeerde een moeder zichzelf te verontschuldigen over het gedrag van haar kind op het schoolplein. Het kind ging gestaag door met verveel-en-nutteloos-sloop-en grote-bekken-gedrag. Ik fronste diep mijn wenkbrauwen.
Zo ook eens het aanhoren van een moeder in de Winkelhof te Leiderdorp, het kind van een jaar of vier weigerde onderaan de roltrap weer plaats te nemen in de buggy van zijn moeder.
Ze ging daarop in discussie met haar kind tot 3 á 4 keer toe of hij wel genegen was in de buggy plaats te nemen, waarop hij tot herhalens toe met zeurderig gedrag zijn moeder duidelijk maakte dat hij daar nú nét geen zin in had. Ik bemerkte mijn enorme ergernis.
Waar ligt je tolerantiegrens ?

Tijdens de Kermis in de Veen is het altijd erg gezellig, bier en wijn vloeit rijkelijk en er zijn werkelijk leuke gesprekken, die later op de avond vaak uitmonden in oraal gewispel, gedraai met de heupen, fysiek hangerig en honger naar de andere sexe.
Het zal duidelijk zijn dat de grenzen worden verlaagd en makkelijker worden genomen door alcoholgebruik, hetgeen weleens inhoudt dat iemand een liefkozende tik op z’n billen, een uitdagende por in de zij, een schalkse kus, gehijg in de nek en al wat dies meer zij op erotisch gebied zal ervaren. De figuurlijke afdrukken in de heining van een vrouw doet mij de fantasie laten beleven, dat het ongelofelijk druk was op deze plek of ze heeft deze druk beslist zo gewild.
Woorden vallen, vaak met enige consumptie, in de oorschelpen, die al enige tijd zeer rood en gevoelig hun diensten aanbiedend, zo nu en dan protesteren met hevig diepe pijnscheuten.
De onophoudelijke harde muziek en het inhaleren van nutteloze tekst dragen zorg voor een doffe waarneming, welk na enig verzorgend wrijven een merkwaardige beleving oplevert : van hé verrek, hoe-komen-die-stukjes-pinda-nou-in-mijn-oor effect.
Verdoofd door bier en wijn, tussen kroegen en fietsen door schuifelend als een verdoofde zombie, worden etensresten naar binnengewerkt en ook weer als grondpizza’s in keurig bijgehouden tuintjes weggezet, zich verbazend dat er veel meer kleur in zit als toen het er in ging.
Waar ligt de tolerantiegrens ?

Het was weer eens zover, ongelukkig stijf geklede mannen en vrouwen werden gedropt op kades, polderweggetjes en half verlaten straten, om het enige waar ze blijkbaar nog goed in waren te gaan verkopen. Bijbelse lectuur !
In mijn Afrikaanse periode als antropologe heb ik altijd al getwijfeld over de meerwaarde van het brengen en opdringerig gedrag van een geloof. Onze gekleurde medemens is er niet beter op geworden, ze hebben er meer ziektes bij gekregen en ze hebben de bevestiging gekregen dat als je wat verdiend had je het maar beter zelf op kan maken, anders komen geloofsfanaten het wel collecteren. Onder het mom van “dit-is-het-ware-geloof” effect is er de laatste eeuwen gemoord, verkracht, gebrandstapeld, verwoest en alleen maar om een handjevol “geloofs”leiders te verrijken met macht, geld en luxe.
Het opdringerige geloofsgehalte van Ali Baba en zijn zeven rovers spant helemaal de kroon. Het publiekelijk veroordelen van “ongelovige honden” en de daarbij voorspelde destructieve maatregelen worden aangehoord en getolereerd door onze over gesocialiseerde geiten-wollen-sokken-maatschappij, terwijl wij niet eens durven te wijzen naar hun gedrag, maar accepteren dat herhaaldelijk hun kerkdiensten oraal van een toren worden afgejammerd en dan nog heftig verbaasd zijn dat er op geschoten wordt buiten het “wild-seizoen”.
Waar ligt de tolerantiegrens ?

Tijdens het naar mijn werk gaan 6 km te hard gereden, foei ! Na mijn werk even nog wat halen bij de “haal-het-snel-nu-heb-het-nog-in-de-actiegids-winkelketen” en pats, weer 9 km te hard gereden, weer foei !
Ik heb er twee in 2 weken tijd, valt nog mee hoor, na km correctie, komen de bedragen toch tezamen op een heerlijk etentje voor 2 personen. Natuurlijk, regels zijn regels, ik reed te hard en moet daarvoor worden bestraft. Maar jongens, waar gaat het toch over !
De werkende mens, de ondernemer, de arbeider, de vertegenwoordiger, de vervoerder die met z’n allen bezig zijn met het behoud en vooruitduwen van de economie worden wederom spekker van de staatskas.
Hoe ergerlijk kan het zijn, met in je achterhoofd de buitensporigheden van onze landsbestuurders, die met een privé jet van hun vakantie worden gehaald voor een “spoedvergadering”, van ministers met torenhorige in onze ogen niet rechtmatige declaraties, van alle gelezen berichten van uitgekeerde miljoenen bonussen van bestuurders die het niet waard waren om de naam bestuurder opgespeld te krijgen,van hoge heren die hun kind van het politiebureau ophalen onder het “prop-het-maar-in-de-doofpot” handgebaar, om toch maar weer dat zuurverdiende geld over te maken.
Waar ligt onze tolerantiegrens ?

Liggend op de stoel van de tandarts keken we elkaar eens goed in ogen, de diagnose was gesteld. Het irritante geboor, getik, gezoem en gegorgel staat me nog net zo bij als de pijn van de geboorte van mijn eerste kind. “Als het zeer doet geef je dat maar aan”, zei hij op rustige, bijna hypnotiserende toon. Ja, lekker dacht ik, mijn mond stijf vol gepropt met watjes, een met veel sadisme ingedraaide klem en in de enige hoek die nog een beetje vrij was een gorgelinstrument, die door zijn niet aflatende zuigkracht de overgebleven tanden bijna deed bevriezen, zich tegoed doend aan overtollig slijm en ander loszittend vlees. Hoe dan ?
Ik moest wel even denken aan die mop : met een diepstrakke vinger in pistoolhouding schoot ik met mijn hand vanuit mijn stoel omhoog in de mik van de voorovergebogen tandarts met de lispelende vraag : “We gaan elkaar toch geen pijn doen, heh ?”
Op de terugweg zat ik in de-altijd-druk-bezette-bus te kijken naar een klein vrouwtje die in het middenpad stond, haar gezicht half gesluierd en haar haar verborgen achter een zwarte doek, stond ze daar met haar breed om zich heen gedrapeerde tent stil in zichzelf vooruit te staren. Mijn fantasie ging weer eens op de loop en voorzichtig tilde ik dat tafelkleed omhoog, verontrust door de bobbels en constateerde dat ze alleen maar een paar brammen eronder had en geen bommen.
Ze haalde uit voordat ik het in de gaten had, haar gebalde vuist raakte me vol op mijn linkerkaak, mmmmmmmm….kon ik weer terug…..dan zal ik me toch maar laten verdoven !
Waar ligt mijn tolerantiegrens ?

Gek genoeg is tolerantie altijd verbonden aan negatieve dingen,
Zon, ik kan er geen genoeg van krijgen, liefde, ik kan er geen genoeg van krijgen, hoop, ik kan er geen genoeg van krijgen, vertrouwen in de toekomst ?
Natuurlijk ! Met z’n allen bouwen we aan onze leefomgeving, daarbij onze grenzen aangevend, tot hier en niet verder. Heerlijk !

Je gooit minstens één met een dobbelsteen

In tegenstelling tot mijn enigste broer, heb ik altijd wel geluk gekend in mijn leven.
Hij, is arm gestorven. Sportte altijd veel, wist altijd alles beter, had de zorgvuldig gekozen kennissen, was ook menig keer verhuisd ter verbreding van zijn visie en kennissenkring en bla bla . Gek genoeg wist hij ook altijd de laatste nieuwtjes, mop of roddels. Hij vond het geweldig om overal in de belangstelling te staan, daar groeide hij van, als een artiest.
Een prachtig huis had hij steeds tot zijn beschikking, maar het was nooit genoeg, groter, mooier, beter, ruimer, duurder.
Een bloedmooi wijf, 3 prachtige gezonde kinderen een mooie tuin, maar zelden was hij thuis.
Wispelturig noemde mijn oma dat vroeger. Ik noem het gebrekkig.
Hij moest en zou overal als eerste erbij zijn, dat was zijn streven.
Maar eigenlijk, was hij zo armetierig als een rat. Het gooien van een één was te min. Verlangde alleen maar naar vijven en zessen.
Het gemis van warmte en het genot van de kleinste simpele dingen ontbrak in zijn belevenis, het tevreden zijn met zonderjas avonden aan de stoep, een glaasje wijn met je geliefde aan de waterkant terwijl je de zon langzaam weg ziet zakken. Een dolletje met je zoon of dochter als opening van een goed diepzinnig gesprek. Het luisteren naar verhalen over vroeger hoe je kinderen de wetten en regels omzeilden, als spannende jongensboeken. Indrukken van het kamperen in je eigen tuin met ingehuurde geesten voor spanning en sensatie, “whoeahh, de geest van “Ennev Wuorv”.
Eigenlijk al die momenten die je achteraf voor geen goud had willen missen.
Hij heeft achteraf gewonnen, hij hemelde als eerste, nou proficiat !
Ik geniet nu nog en zit wel eens, als een echte zeventiger, te mijmeren op mijn stoep, denkend aan vroeger, met een jonkie in één hand, terwijl mijn andere hand strijkt door mijn grijze baard, langzaam trekjes nemend van mijn pijp, die vol brand met koopvaart tabak. Wat is de tijd toch snel gegaan.
De verhalen en herinneringen van vroeger strelen mijn schouders, een rilling passeerde net zo snel als mijn gedachten.
Ik weet het nog goed, mijn vader was vroeger zo handig, hij zou de strijkbout wel eens maken. Ware het niet dat hij een man was van stipt en op tijd. Het nieuws op de radio van 7 uur was een onderdeel van zijn gewoonten. Al sleutelend en schroevedraaiend aan de opengewerkte strijkbout zei hij tot zijn kind, “steek de stekker er maar weer in” bedoelende de stekker van de radio, nou je snapt hem al, de verkeerde stekker natuurlijk, een knal, een opsodemieter en plotsklaps in het donker en een kop met stijve haren was het gevolg.
De buurman kwam eens plotseling aangerend, met wilde gebaren en geschreeuw maakte hij mijn moeder wijs dat haar kind in de wieken van de molen van de buurman was geklommen, de tien meter reeds genaderd. Mijn moeder bleef koelbloedig en stond onderaan de wiek te wachten, haar handen gespreid zonder enig woord te zeggen, totdat ze vanzelf weer naar beneden was geklommen, de rust en kalmte bewarend.
Fuiken varen als klein kind was altijd erg spannend, in elke fuik kon iets of niets gevangen zijn. Als er wel iets in zat, een zeelt of een paling kon je een uitdrukking bijna niet voorkomen, als kind vond je dat nou eenmaal geweldig, waarop mijn vader altijd zei : “Stil jôh ! De boeren horen je !” Want stel je voor dat je in het geheim wat bij dorst te verdienen.
De was buiten hangen was vroeger de gewoonste zaak van de wereld. Een lastige haan, die zich wilde bewijzen ten overstaan van zijn hennetjes belette mijn moeder soms het binnen halen ervan. Hij pikte er lustig op los in mijn moeders kuiten. Na enig schoppen en geksssjst bracht dit niet het gewenst resultaat. Mijn vader maalde daar niet om en binnen een mum van tijd hing de haan binnenste buiten, klaar voor de soep.
Bloot was thuis heel ongezond, mijn vader hield zelfs niet eens van een schuine bak, maar wassen deed hij zich dan toch regelmatig. Al nadampend stond hij dan wel eens krom gebogen aan zijn nagels te prutsen in de bijkeuken, zich er blijkbaar van verzekerd dat er niemand aan zou komen. Wat schertst zijn verbazing, hij was de bakker vergeten, die kwam om de hoek van het huis bij de achterdeur altijd de bestelling opnemen.
De bakker schertste heel grappig de hoek omlopend : “Ik zie het al, twee witte en een bruine bol” waar hij dan toch wel om kon lachen.
Mijn moeder had eens gehaktballen gedraaid, een pannetje vol, voor een paar dagen, maar al beginnende met braden telde ze nog eens en kwam er toch maar steeds één tekort. Al mompelend vroeg ze zich af hoe dat nou toch kon. Mijn grappige broer zei toen heel onschuldig, dat hij vader had zien lopen, al schielijk happend in een rossige klont. Nou, mijn moeder wist wel raad. Bij het avond eten wilde mijn vader een mooi sappig bruin gebraden balletje gehakt uit de pan pikken……….èh, zei mijn moeder toen plots, jij krijgt niet meer, jij hebt al gehad……mijn vader woest, die er niets van begreep, gooide chagrijnig die bal weer terug in de pan.
Pas veel later kwam de ontbrekende bal tevoorschijn, die tussen het fornuis en het aanrecht was gevallen. Mijn broer had weer eens wat verzonnen in zijn grappen en grollen.
Met de famile, broers van pa en ma, hun kinderen en aanverwante kennissen gingen we vroeger ook nog wel eens een fietstochtje houden. Rondje Braassem was niet ongewoon, met aansluitend een gezellig glaasje prik en een voor toen beginnende barbecue. Als er dan een kind een beetje moe was van het fietsen en de warme zon, gebeurde het wel eens dat er eentje misselijk werd na het eten van een vette worst.
Zo ook mijn neefje, langzaam van wit naar grauw wordend spoog hij toen mijn vaders bord onder. Daar mijn vader niet zo barbecue was, en het maar zo zo vond, was het punt gauw gemaakt. “Ik mot niet meer !” klonk het resoluut.
Een mollen vanger, ja, dat was mijn vader wel, hij ging er prat op dat er geen mol levend zijn erf verliet. En dat was ook zo, verbeten en vasberaden bleef hij net zo lang loeren en strategisch klemmen zetten, totdat de wroeter weer gevangen was.
Hij ging zelfs zo ver, de buurman probeerde ook mollen te vangen maar tevergeefs, om bij de buurman een door hem gevangen mol in zijn klem te stoppen met een strikkie er om heen. Loerend uit het raam om te zien wanneer de buur ging kijken, waarna hij er ook snel heen ging, quasie voor ’n praatje, om zijn gezicht te zien.

Tja, lachte ik in mezelf, waar is die tijd toch gebleven.
Ik roerde langzaam met mijn hand in het heldere water, genietend van al het leven in, op en rondom de beginnend groeiende waterlelies. Een vlugge waterspin, wat watervlooien, een kevertje, rood gekleurde beestjes……….het plots klappen van een brasem in het riet.

“Je gooit niet altijd zes in het leven” schiet een opmerking van een bekende veehandelaar in mijn gedachten, voor als het eens wat minder ging.

Als spelend keerde ik de gevangen waterslak eens om, een gaatje verscheen in zijn zachte, bijna fluweel uitziende huid, een luchtbel kwam langzaam omhoog, en één bel verscheen op het rimpeloze wateroppervlak.
Een klein rondje, die als bevroren aan het oppervlak bleef hangen………

Is één niet meer goed genoeg ?

1 augustus 2011

Klismatisch

Na toevoegen van treffende ingrediënten verandert de inhoud al bruisend en borrelend in een weg van smurrie , plakkeringheid en vuilspuiterij, waarna leemte en schoonheid overblijven.
Het zou zomaar een gesprek kunnen zijn ...

Totaal aantal pageviews