Het is waar wat oude mensen schrijven over vroeger. Wat
Sinterklaas betreft werd ieder kind voor de gek gehouden. Het
verwachtingspatroon en feestgedruis rond 5 december doet menig kinderhart
sneller kloppen. Vroeger al, maar ook nu nog steeds. Mijn dochter, die werkzaam
is op het kinderdagverblijf beaamt dit ten volle. Ze moeten zoveel broekjes en
billetjes verschonen in aanloop naar deze heugelijke dag, het is abnormaal zegt
ze. Ze zijn uitgelaten, opgewonden en vol met stress. Een factor die blijkbaar
sterk reageert naar sluitspieren van het menselijk lichaam.
En toch houden we het erin. Gelukkig maar !
Natuurlijk, we creëren een sprookjeswereld, waarin we willen geloven en in weg willen kruipen, maar het blijft leuk.
Natuurlijk, we creëren een sprookjeswereld, waarin we willen geloven en in weg willen kruipen, maar het blijft leuk.
Toen ik zelf nog kind was, één van de elf graailustigen als
het om wat extra’s ging, stonden ook wij voor de potkachel onze liederen te
zingen, hopende op taai-taai, marsepeinen kikkers of andere zoetigheid in de zo
groot mogelijk uitgekozen schoen en menig laars, want ja, daar kan nou eenmaal
veel in, naar wij dachten. Zo ook die ene avond die ik nooit meer zal vergeten.
Al zingende werden wij plots opgeschrikt door een heftig gebonk op de voordeur
van de molen , de deur vloog een kier open en een zwarte handschoen gooide en
strooide onvervaard een paar kilo pepernoten en ander klein suikergoed naar
binnen. Wij waren positief verrast en geschrokken tegelijk, terwijl onze ogen
bijna uit de kassen vielen van geluk, wat een zooi snoep ! We doken allemaal op
de vloer en graaide naar al dit lekkers al schreeuwende met wijde armen : ”Dit
is mijn gebied !” een zo goed mogelijk territorium bepalend, als een soort van “landjepik”.
Het viel niet mee met zovelen op een relatief klein vloeroppervlak en
onderhandelen was sowieso niet aan de orde. Behalve dan met Dré.
Die had die grote zwarte handschoen zien komen, gezien dat
daar heel veel snoepgoed uit kwam rollen en dacht wellicht, daar, daar is de
bron van al dat lekkers en vloog de zwarte handschoen achterna. Hij was toen al
snel, maar Zwarte Piet was hem toch net eventjes voor, die schrok natuurlijk ook
van die kleuter en smeet pardoes de deur weer snel dicht, die de sponning niet
ging redden want Dré zijn hoofdje zat er nog tussen ! Hij brulde het uit als
een speenvarken, viel geschrokken op zijn gat met links en rechts een rode
striem op zijn gezicht, die allengs dikker werd. We lagen daar, met z’n allen op
de grond met gespreide armen en keken verschrikt op naar hem, zo goed en kwaad
mogelijk wél ons gebied beschermend. Dré had niks. Althans, wel een paar
schrammen, maar géén pepernoot ! Schoorvoetend en luisterend naar de wijze
woorden van vader Willem, hebben we toen uit solidariteit maar wat pepernoten
en hier en daar een kikker aan hem afgestaan, maar zoals bij elk klein kind,
het ging natuurlijk niet van harte !
Veel later, met mijn eigen cirkeltje, heb ik menig trukendoosje
opengedaan voor onze drie koters. Zo was ik altijd even na etenstijd in
de weer met het voeren van de beesten die we hadden. In december was het altijd
bijvoeren geblazen, dus viel het in de dagelijkse routine om de pony, het
hangbuikzwijntje, de katten en de konijnen van hooi, bix, korrels en ander voer
te voorzien.
Zo ook op die pakjesavond, meestal voorzien van guur, slecht,
regenachtig weer, zoals in de meeste sprookjes. Ik hoorde mijn twee dochters uit
volle borst zingen voor de schoorsteenmantel en mijn jongste zoon Dennis kwam
er altijd met gebroken tekst een tel achteraan, want ja, hij was nog klein en
brouwde energiek met zijn zusjes mee. Een glimlach verscheen op mijn lippen,
hoe lang zou ik ze nog voor de gek kunnen houden. Behoedzaam zette ik de, angstvallig
in schuur verborgen gehouden, zakken met cadeaus voor de voordeur en belde een
aantal heftig keer aan. Op mijn klompen moest ik dan spurten, om het huis heen,
naar de achterdeur om zonder hijgen te proberen te zeggen “Wat is er aan de
hand, vanwaar die drukte ?” zoals elk jaar weer.
Je vergist je dan wel eens in het pikkedonker waar je precies
loopt en zeker met regenachtig weer. Als je de hele dag in de tuin bent bezig
geweest met schoonhouden en opruimen, vergeet je weleens waar je je kruiwagen
hebt neergezet. U raadt het al. Ik flikkerde in mijn sprint op klompen bovenop
die kruiwagen, die ik daar in het pikkedonker totaal niet verwacht had. Het
maakte een herrie alsof iemand een doodskist van de draagbaar liet vallen,
althans zo klonk het in mijn beleving. Ik smakte met kruiwagen en al in de
bagger. Valt allemaal nog mee, denk je dan, behalve als je met dat regenachtige
weer, tussen de plensbuien door hebt verzuimd om al die paardenstront uit die
kruiwagen te legen. Dus daar lag ik, het zag er niet uit en het stonk. Ik
krabbelde zo goed en kwaad mogelijk al kreunend weer overeind, blijkbaar niets
gebroken, dacht ik nog, strompelend op weg naar de achterdeur. Mijn oudste
dochter, die altijd aan iedereen denkt, de lieverd, stond mij al in het gat van
de deur te roepen.”Pap, pap ! De kadootjes van de Sint zijn gebracht, kom gauw
!”
“Ja, ja…..” kreunde ik zacht, mijn tekst van vorig jaar
vergetend, “ wacht maar eventjes met uitpakken, schat……"
"Pappa gaat eerst even douchen !”
"Pappa gaat eerst even douchen !”